Edwin van der Sar vertelt: "Dat zijn best wel ingrijpende dingen"
Iets meer dan een jaar geleden werd Edwin van der Sar getroffen door een hersenbloeding. Inmiddels is de oud-goalie weer langzamerhand de oude aan het worden. In het programma Humberto à Paris vertelt hij over de hersenbloeding en zijn revalidatie.
Zijn vrouw Annemarie kreeg in 2009 ook een hersenbloeding. Mede hierdoor was het al vrij snel duidelijk dat het om een hersenbloeding ging. “Toen het gebeurde, zag Annemarie een aantal verschijnselen waar zij ook last van had. Sommige dingen gaf ik ook aan. Toen het gebeurde, stonden de gordijnen bijvoorbeeld open. Er kwam heel veel licht binnen. Ik zei: ‘Doe de gordijnen dicht, ik heb pijn, mijn hoofd tolt.’ Van daaruit is het balletje eigenlijk gaan rollen”, vertelt Van der Sar.
Toch bagatelliseerde hij de ernst van de situatie. “Over een uurtje zou de taxi komen omdat we terug naar Nederland zouden gaan. Toen ik opstond, gebeurde het. Ik ging liggen en zei: ‘Ik ben ineens enorm moe, laat me maar een uurtje liggen, dan ben ik wel oké.’ Dat was uiteraard niet zo.” Uiteindelijk had de schade nog erger kunnen zijn, weet Van der Sar. “Je weet bij een bloeding natuurlijk niet of het automatisch stopt. Dat is bij mij en bij Annemarie gebeurd, maar als de bloeding doorgaat, dan zul je ‘m moeten stoppen. Dan kan er bijvoorbeeld een rondje in je schedel gemaakt worden en wordt er een klem gezet. Dat zijn best wel ingrijpende dingen.”
Annemarie van der Sar, ook aanwezig bij de uitzending, vertelt dat ze al snel doorhad dat haar man een hersenbloeding had. “Ja, eigenlijk wel. Hij gaf meteen al aan dat het erop leek. En de symptomen die hij beschreef … Maar je denkt niet echt na, want elke seconde telt. Toen hij zei ‘laat mij maar liggen’, wist ik dat we dat absoluut niet moesten doen. Ed is een sportman en hij klaagt niet over pijn. Hij heeft ook nooit hoofdpijn. Elke seconde telt, zeker als je op een eiland zit en nog met een helikopter of een boot naar de andere kant moet. Je wilt binnen een half uur in een ziekenhuis zijn, maar dat was niet te doen.”